Het ijzer van een klapschaats heeft twee snijkanten met daartussen een vlak loopvlak. Die twee schaatsen staan met de onderzijde naar boven exact gelijk in je slijptafel geklemd. Als je daar je slijpsteen op legt ontstaat een precieze hoek van 90 graden. Door zo te gaan slijpen maak je de schaatsen scherp. Deze hoek van 90 graden geeft de beste balans tussen grip in de afzet en licht glijden over het ijs.
Hoe zorg je voor de juiste hoek in je schaats?
Het is belangrijk dat je beide schaatsers in je slijptafel op exact dezelfde hoogte inspant. Dat doe je door ze eerst voor of achter met een afstandhouder gelijk te zetten en daarna boven tegen een afstandhouder aan te drukken. Als de afstandhouders voor of achter ontbreken is dat meteen minder nauwkeurig. Toch zie je dat nog regelmatig voorkomen. En eigenlijk kan je nooit zonder afstandhouders om de hoogte af te stellen.
Vorm dus met een vlakke steen exact een hoek van 90 graden met de messen. Ga je dan slijpen dan moet de schaats aan zowel binnen- als buitenzijde ook exact hoeken van 90 graden krijgen. Maar er kunnen kleine verschillen ontstaan door:
- Verschillende slijptafels: Elke slijptafel heeft minieme verschillen in vlakheid en uitlijning. Theoretisch maakt de hoek van de slijpsteen met de schaatsen altijd een hoek van 90 graden, maar door deze kleine verschillen (toleranties) kan de steen op de ene tafel nét een iets andere hoek vormen met de ijzers dan op de andere slijptafel.
- De slijpvaardigheid: Hoe hard iemand drukt kan al uitmaken. Misschien druk je rechts harder dan links en voor minder hard dan achter. Ook is van belang hoe lang de slag is en hoe de braam (het randje na het slijpen) wordt weggehaald. Ook dit bepaalt of het mes echt zuiver haaks en vlak is. Een onregelmatige druk of scheve slag kan leiden tot een afwijking in de slijphoek.
- De slijpsteen zelf: Een steen die niet helemaal vlak of schoon is, slijpt niet zuiver. Daardoor kan één kant van het mes iets meer afgesleten worden dan de andere.
Vergelijking met ski’s
Bij ski’s gebruikt men soms scherpere hoeken (bijv. 88 of 89 graden) om meer grip te krijgen op harde of ijzige sneeuw. Dat geeft meer “bite”, maar het nadeel is dat de ski’s sneller happen en kleine foutjes harder worden afgestraft.
Wat gebeurt er als je schaatsen niet precies 90 graden zijn?
- Te scherp (< 90°): meer grip, maar het glijden wordt zwaarder en de schaats kan sneller happen in het ijs.
- Te vlak (> 90°): makkelijker glijden, maar minder zekerheid bij inzetten en bochten.
Voor een rijder die 500 meter in bijvoorbeeld 38–44 seconden rijdt is een afwijking van 0,5 graad niet echt merkbaar maar een afwijking van 1 graad zou al wel licht voelbaar zijn:
- te scherp: kan iets meer weerstand geven op het rechte eind
- te vlak: kan leiden tot minder afzetdruk en minder houvast in de bocht
Is het een idee om je linker en rechter schaats anders te slijpen?
Je zou kunnen denken dat het handig is om de linkerschaats aan de buitenzijde scherper te maken (89°) en de rechterschaats aan de binnenzijde ook 89 graden (scherper). Dit omdat je in de bocht linksom rijdt en je meer grip wil hebben. In theorie klinkt dat logisch, maar in de praktijk is het niet mogelijk met de huidige schaatsslijp apparatuur. Bovendien:
- worden de schaatsen dan asymmetrisch,
- voelt het rechte eind onrustig,
- en verschuift het gevoel van balans.
Daarom slijp je beide schaatsen exact gelijk.

1. Scherper dan 90°: meer grip, maar ook sneller “happen”.
2. Exact 90°: neutraal en stabiel; de standaardhoek.
3. Vlakker dan 90°: minder grip, glijdt lichter maar kan wegglijden in  bocht en afzet.
Wat gebeurt er als je van slijptafel wisselt?
Door kleine verschillen in de manier waarop de ijzers in de slijptafel worden ingespannen zou bij het slijpen een verschil van ca 0,1 tot 0,3 graden kunnen ontstaan. Dat kan voor jou een verbetering zijn maar ook een verslechtering. Zou je dat weer willen corrigeren dan moet je wellicht iets langer slijpen en wat meer metaal van je schaats afnemen om het weer goed te krijgen. Bij een normale slijpbeurt haal je ongeveer 5 duizendste millimeter ijzer weg. Dat is bijna niets: Pas na 200 slijpbeurten (bij één keer in de week slijpen is dat 8 jaar) is je mes dan 1 mm minder hoog. Als je vaak van slijptafel wisselt, kan het nodig zijn om er net iets meer af te slijpen (bijvoorbeeld een honderdste mm) maar ook dat is verwaarloosbaar. Als je een slechte steen gebruikt of je zelf slijpfouten maakt dan is effect vermoedelijk groter.
Kern van de boodschap over schaatsen slijpen
- Zorg voor een goede slijptafel met goede afstandhouders
- Span je schaatsen goed in je slijptafel in
- Hou je stenen goed schoon
- Zorg dat je een goede slijpvaardigheid hebt en geef overal evenveel druk
- Leer zelf voelen of je schaatsen goed scherp zijn (!!!)
- Maak je geen zorgen als je eens slijpt op de tafel van iemand anders, zeker niet als het een goede, vlakke tafel is.
- Wie rustig, vlak en met aandacht slijpt, haalt altijd het beste uit zijn schaatsen.
 
			  





